Chicka verbaasde mij afgelopen week meerdere keren: niet alleen zijn we begonnen aan een voorzichtig, speels begin van los(!) longeren, ook voerde ze een oefening uit die ze (naar mijn weten) eigenlijk nooit had moeten kunnen leren. Tot vorige week was ik er namelijk heilig van overtuigd dat zijwaarts – het paard stapt met zijn gehele lichaam met de trainer mee opzij – een van de weinige oefeningen was die je, vanuit een rolstoel, niet met je paard kon uitvoeren.
Direct opzij bewegen gaat namelijk helemaal niet met een rolstoel, en dit is toch echt een must als je dit commando aan je paard wil leren.
Even voor de duidelijkheid: dit is iets heel anders dan de oefening ‘opzij’, waarbij je het paard leert opzij te gaan zodra je lichte druk geeft met je hand. Bij deze basisoefening leer je je paard alleen toegeven aan druk; erg handig als je je beste beestje snel van je (teen) af wil hebben. Jij staat stil en je paard beweegt van je af door druk van je hand.
Van nature zijn paarden namelijk geneigd om juist terug te leunen tegen iedere vorm van druk – een krachtwedstrijdje die wij ielige, max-150-kilo-in-gewicht mensjes nóóit gaan winnen tegen die honderden kilo’s paardenkracht.
Hard trekken aan een koppige knol die ergens niet langs wil heeft hierdoor juist vaak precies het tegenovergestelde effect; het paard plant zijn hoeven stevig in de grond en gooit zijn gehele gewicht lekker op de achterbenen – om de volgende keer, na al die heisa, met nóg veel meer weerzin langs dat punt te gaan. Meelopen aan een (getrokken) touw is immers ook een vorm van toegeven aan druk.
Zijwaarts is echter iets heel anders: het is ook geen basisoefening, iets waar mijn peutertje Chicka dus sowieso nog heel lang niet mee bezig had hoeven zijn. Waar wij echter wél al vele, vele maanden mee bezig zijn, is het volgen. Ik heb hier welbewust niet het woordje ‘oefening’ voorgezet, want dan zou ik het volgen namelijk tekort doen. Het volgen is namelijk veel meer, en tegelijkertijd ook veel minder dan dat. Het is niet iets wat geleerd moet worden aan een paard – een vluchtdier, een volgdier, een kuddedier – want dat zit al van nature diep in zijn karakter.
Het volgen is puur primitief. Een paard volgt graag, loopt altijd achter de leider van de kudde aan. In het wild is dat de oudste merrie, die weet waar het beste gras en het meeste water te vinden is. Bij het gedomesticeerde paard – oftewel, ‘ons’ paard – is de leider de mens. De mens waar het paard de beste band mee heeft en die het paard dus het meest vertrouwt, zal hij volgen.
Dit werkt mij alleen maar in het voordeel – ik beweeg me het best als ik mijn handen vrij heb, dus werk ik bijna altijd los met mijn paarden. Een halstertouw nog tussen twee vingers moeten klemmen terwijl je met de andere drie aan het wiel moet remmen, sturen en gas geven bemoeilijkt de zaak alleen maar. Bovendien vind ik het geen ‘vrijheidsdressuur’ als de paarden niet vrij(willig) met me werken.
Dat mijn pony’s mij dan ook overal gemoedelijk achterna sjokken is alleen maar superhandig en ook een teken van onze band. Bij Chicka gaat het volgen echter nog een stapje verder. Dat heeft ook met haar (onzekere) karakter te maken, dat nogal verschilt met die van de zelfstandige – en veel oudere – Lieve.
Een paard volgt, zoals eerder gezegd, zijn leider. Een veulen volgt, boven alles en iedereen, zijn moeder.
En toen mijn halfjarige, piepkleine Chicka in de wei aankwam – met haar ontplofte, blonde manen die rechtstreeks ingingen tegen alle wetten van de zwaartekracht – was dat wel de rol die ik op me kreeg geschoven.
Bij Chicka was er de eerste maanden geen sprake van ‘volgen’, maar van ‘stalken’. Bij iedere draai die ik maakte moest ik opletten dat ik niet over een minuscuul hoefje reed, als ik uit het zicht verdween kwam mevrouw het hoekje om gevlogen en als er iets engs bij haar in de buurt was – en dat kon werkelijk waar echt van álles zijn – ging ze zo dicht op me staan dat ze soms ín het wiel stond.
Na een tijdje – toen de basis sterk genoeg was – begon ik het volgen te gebruiken om oefeningen aan te leren: ik ging achteruit, en Chicka ging achteruit. Ik draaide me weg van Chicka’s linkerkant, en Chicka draaide haar lichaam zo dat haar rechterkant naar me opengesteld was. Als ik versnelde, deed Chicka dat ook. Als ik onder dat versnellen opeens abrupt stopte, ging Chicka zo snel op de rem dat het zand deed opwaaien. Het enige wat ik hier nog aan toe hoefde te voegen was een bevestigende *klik* en een passend stem- of handcommando.
De oefening die heeft geleidt tot zijwaarts, komt ook voort uit dit (volg)instinct. Chicka kan namelijk nog wel eens een beetje zenuwachtig (lees: gedreven door Het Kwaad) worden van vreemde mensen en dan heb ik altijd graag dat mijn Oranje Terror dicht bij me in de buurt blijft. Op deze waag-het-eens-je-te-misdragen momenten geef ik een korte klap met mijn hand op het wiel van de rolstoel. Dat is het commando voor ‘aansluiten’.
Chicka reageert hier altijd scherp op: ze keert en draait haar lichaam zo, dat er geen enkele ruimte meer is tussen haar lichaam en de rolstoel. Vaak staat ze, als ik haar vraag om aan te sluiten, al naast me en gaat ze dan alleen maar dichter op me staan. Soms moet ze echter ook een stukje achteruit lopen, of een halve draai maken.
Dit laatste was het geval toen ik werd verbluft met een spontane zijwaarts. Ik was de training aan het afsluiten, en dan vraag ik altijd een makkelijke, welbekende oefening – de moeilijkheidsgraad zakt weer. Ik gaf een mep op het wiel, zoals ik dat al zo vaak gedaan had, maar ging tegelijkertijd achteruit. Chicka stond op dat moment lijnrecht tegenover me en moest een halve draai maken om netjes naast het wiel uit te komen.
Precies op het moment dat ze haar zijkant naar me keerde (en ze dus eigenlijk nog een kwartslag moest draaien om goed te eindigen) bewoog ik achteruit – en Chicka stapte zijwaarts mee. Ik klikte razendsnel, vóórdat ze aan kon sluiten aan het wiel. De beloning was nu voor het zijwaarts, voor deze nieuwe beweging, en niet voor het aansluiten. Als ik Chicka niet de kans geef om aan te sluiten, is het voor haar ook duidelijk dat ze op dat moment niet voor aansluiten wordt beloond – dat heeft ze immers niet kunnen doen.
Ik was natuurlijk absoluut in mijn nopjes en Chicka keek vanonder de blonde pieken van haar stopcontact-kapsel vreselijk trots. Het koste heel veel moeite om het zijwaarts niet meteen weer uit te proberen, maar je kunt een nieuwe oefening altijd beter positief afsluiten dan door blijven drammen naar weer datzelfde resultaat. Bij zo’n spontane oefening krijg je dat toch nooit meer, omdat jullie beiden (zowel trainer als paard) niet goed weten wat hiervoor nou het precieze commando is.
Nu ik echter heb ontdekt dat zijwaarts een mogelijkheid is, spelen wij er net zo lang op los tot dit netjes op commando staat. De mogelijkheden zijn eindeloos!
Toch zie je hier maar weer hoe groot de kracht van lichaamstaal, maar vooral die van het volgen, wel niet is. Op een speelse, simpele manier kun je heel snel vanalles aan je paard uitleggen, ook als die nog heel jong is. Bij Chicka heb ik af en toe het idee dat ze net zoveel hersencellen bezit als dat haar naam klinkers heeft, en toch kent ze nu al bepaalde oefeningen bijzonder goed.
Lieve is weliswaar naar mijn idee wat slimmer, maar Lieve is ook veel ouder. Die twee kun je eigenlijk helemaal niet met elkaar vergelijken, ook omdat hun karakters zo verschillend zijn. Lieve heeft de intelligentie, en Chicka heeft de energie. Hierdoor is nu al te zien dat beide pony’s een bepaalde expertise hebben; waar de een niet voor warm te krijgen is, blinkt de ander in uit.
Schattige babyfoto’s van een extreem kleine, echte baby Chicka – waarop het écht lijkt alsof ie met het hoefje in het stopcontact heeft gezeten – staan trouwens op Instagram: @amra_mori!
Tot de volgende keer!