Een klein advies vooraf: ik raad aan – zoals al eerder gezegd in de blogpost ‘Jambette’ – je paard altijd éérst voetje geven te leren, en dan pas alle andere bewegingen met het been (zoals Jambette of Spaanse Pas). Niet alleen kun je deze oefening (wel) leren aan paarden van alle leeftijden, ook staat je hoefsmid blij te kijken als jouw kleine veulentje bij de eerste keer bekappen al keurig zijn voetje op laat tillen, zonder morren. Ik vind het een stukje basis, en hoe eerder je paard deze oefening kent, hoe beter.
Ook is een achterwaartse beweging met de voorbenen natuurlijk veel veiliger dan een voorwaartse, waarbij er nog wel eens wat knieschijven kunnen sneuvelen.
Als laatste is het uitermate belangrijk dat jij je paard overal aan zijn benen kunt aanraken, voordat je begint met voetje geven. Mocht je het voetje geven het liefste willen aanleren met een zweepje, dan is het handig om, als kleine voorbereiding, je paard daar ook even overal mee over zijn benen te strelen. Zo ben je op tijd op de hoogte van mogelijke zweepfobieën en wordt je hierdoor niet midden in de oefening verrast. Hiermee voorkom je ook dat de oefening voor je paard een mogelijke negatieve lading krijgt.
Maar hoe leer je deze oefening nu aan? Lieve heb ik het geleerd met de zweep, Chicka geeft haar voetje het liefste op handcommando en Djurre heeft zichzelf de oefening aangeleerd. Silas, met haar gigantische hoeven, gaat voetje waarschijnlijk leren op een zweepcommando; alles aan haar onvolgroeide lichaam is nu al groot, en een beetje afstand kan in de aanleerfase dan ook nooit kwaad.
Natuurlijk zal ik deze drie verschillende manieren van voetje geven allemaal behandelen; te beginnen met Lieve. Hier moet ik direct wel even bijzeggen dat Lieve dit commando weliswaar heeft aangeleerd op de zweep, maar het nu ook op hand- én stemcommando kan. Tegenwoordig vraag ik de oefening eigenlijk alleen nog maar op hand of stem, maar dat komt omdat ik meestal gewoon te lui ben om de zweep erbij te pakken – bovendien heb ik graag mijn handen vrij.
De oefening op zweep te zetten vind ik echter wel het veiligst – vooral bij de wat grotere paarden. Om het nóg veiliger te maken is het daarnaast ook handig om bij deze oefening schuin naast het been van je paard te gaan staan; niet alleen kunnen paarden niet opzij trappen met hun voorbenen (bij het aanleren van voetje geven begin je altijd met de voorbenen, en dan werk je naar de moeilijkere achterbenen) ook helpt de positie van je lichaam je paard.
Niet alleen vertel je hiermee met welk deel van het paardenlichaam je iets wil (het voorbeen), je vertelt ook welke beweging je van je paard verwacht: je staat namelijk schuin naar achteren, en je wilt ook dat je paard zijn been naar achteren brengt. Bovendien is het handig om vanaf moment 1 ook een passend stemcommando te gebruiken, zodat je je paard een extra hulpsteuntje aanbiedt en je, later, het commando makkelijker op stem kunt zetten.
Je neemt deze positie dus netjes in met de zweep in de hand, en begint zachtjes te tikken in de knieholte van je paard. Je probeert als het ware het kriebelende gevoel van een vlieg na te bootsen. Hierbij is het natuurlijk nooit de bedoeling dat je je paard pijn doet; een zweep is nooit om mee te slaan.
Je paard zal dit gevoel niet al te fijn vinden en zal zijn been op een gegeven moment naar achteren bewegen. Dit kan een halve millimeter zijn of een hele stap; voor allebei beloon je uitbundig. Het gaat erom dat je paard de connectie gaat leggen tussen ‘dat irritante gekriebel’ en ‘het been naar achteren bewegen’.
Als je paard bij het tikken agressief trapt naar de zweep, moet je dit natuurlijk nooit belonen. Verstandig is dan om het strelen met de zweep te herhalen, nogmaals de zweep volledig aan je paard te introduceren of het commando op een andere manier proberen te geven. Je legt de nadruk van de beloning op een rustige, beschaafde reactie, in plaats van de achterwaartse beweging met het been. Als er geen vooruitgang te zien is, is het het beste om het voetje geven even in de koelkast te knikkeren en te werken aan een betere, normale omgang met je paard.
Zodra je echter merkt dat je paard netjes zijn been naar achteren brengt zodra jij met je zweep gaat tikken, ga je nauwkeuriger belonen. Het naar achteren brengen alleen is nu niet meer voldoende – je wil nu dat het been meer omhoog komt, zodat je de achterkant van de hoef kunt zien. Met het tikken stop je ook; je geeft nu niet langer meerdere, korte tikjes, maar drukt met de zweep in zijn knieholte. Je geeft als het ware één lange, onafgebroken tik. Zo bepaal je uiteindelijk via de zweepdruk de duur van het omhooghouden van het been.
Je paard zal natuurlijk niet meteen zijn been netjes gebogen naar achteren houden; ben dan ook al blij met kleine verbeteringen. Hoe hoger het been, hoe meer jij hem hiervoor doet belonen. Uiteindelijk is natuurlijk alleen nog maar een gebogen stilhouden van het voorbeen goed – totdat jij de zweep weghaalt – maar hier moet je wel eerst naartoe werken.
Bij de achterbenen is het paard gevoeliger en zal hij vaak sneller reageren op het gevoel van een zweep. Je gaat precies hetzelfde te werk; als hij de oefening al een beetje doorheeft bij de voorbenen, zal hij het hierdoor ook sneller begrijpen bij zijn achterbenen. Sta hierbij overigens nooit direct achter je paard, maar dat lijkt me logisch.
Hier moet wel nog even bij gezegd worden dat het handig is om ook het daadwerkelijke vastpakken van de benen met de hand (alsnog) te oefenen met je paard – als je paard het voetje geven alleen maar kent via de zweep, heeft hij hier nooit mee te maken gehad en kan dit voor eventuele rodeo-probleempjes zorgen bij de hoefsmid.
Dit vastpakken is heel eenvoudig; je geeft het commando zoals je dat altijd zou doen, alleen vervang je nu ieder zweepcommando door je hand. Op het moment dat je paard netjes zijn been naar achteren brengt, krul je je vingers om zijn been. Dit doe je een paar keer (bij natuurlijk alle vier de benen) tot het net zo makkelijk gaat als met de zweep.
Op alleen deze manier heb ik Chicka het voetje geven geleerd; we zijn pas sinds kort weer begonnen met een voorzichtige herintroductie van de zweep.
Chicka liet namelijk vanaf dag één al heel onsubtiel merken dat ze bloedje nerveus werd van de zweep – net zoals ze in het begin ook bloedje nerveus werd van blauwe borstels, omgevallen emmers, halsters, de wind, plastic, ademhalen… Overigens is Chicka natuurlijk nooit door mij geslagen; een zweep is enkel een hulpmiddel.
Alle stappen die je normaal dus zou doorlopen met de zweep – het tikken, de onafgebroken druk – voer je bij het handcommando met je eigen vingers uit. Het voordeel hiervan is dat je paard niets anders kent dan je hand aan zijn benen en daardoor waarschijnlijk ook niet zo moeilijk doet als je zijn been vast wil vastpakken. Het nadeel is weer dat je (in het ergste geval) ook verbrijzelde vingerkootjes op kunt lopen, in plaats van een gebroken zweep.
Het voordeel van beide methodes is echter dat je je paard nooit aan zijn been hoeft te gaan trekken; jij hoeft alleen maar het been vast te houden. Je leert hem namelijk allereerst zijn been voor je op te tillen, ongeacht welk soort commando je gebruikt, voordat je hand zich om zijn been sluit. Chicka legt tegenwoordig zowat haar voorbenen in mijn hand. Als je – zoals ik dat moet doen, vanuit een zittende positie – niet bijzonder veel kracht kunt zetten, is dit ideaal.
Natuurlijk is er ook nog het stemcommando – ik zeg altijd ‘’Voet!’’ – wat ik persoonlijk vooral gebruik bij de achterbenen. Als je in de aanleerfase al bent begonnen met consequent hetzelfde stemcommando te gebruiken, is de koppeling heel snel gelegd door je paard; Chicka(!) kan dit inmiddels ook.
Je neemt precies de positie in die je normaalgesproken in zou nemen voor voetje geven; zo geef je met je lichaamshouding al een klein hulpsteuntje. Je raakt nu echter met niets de benen aan; je zegt enkel het stemcommando.
Lieve begreep dit meteen; Chicka had wat meer… inzicht nodig. Ik hielp haar een beetje door met mijn hand wel naar haar benen te gaan – alsof ik wél het normale commando wilde gaan geven – en Chicka tilde uit gewoonte alvast haar been op. Hier beloonde ik voor en herhaalde dit een paar keer, tot ik mijn hand helemaal niet meer hoefde te bewegen en mijn stem alleen al voldoende was voor een voetje. Je kunt dit natuurlijk ook zo uitvoeren met een zweep.
Als allerlaatste is er nog het verhaal van Djurre; hoe de bejaarde lobbes geheel zelfstandig een oefening uitvogelde, zonder enkele instructie van mij. Dit gebeurde echter alleen omdat ik in eerste instantie een verkeerde, ondoordachte instructie gaf, waar ik héél snel zelf ook de error van ervaarde. Om diezelfde fout bij iedereen die dit leest te voorkomen: eerst voetje geven leren, dan Jambette – en houdt voldoende afstand.
Want dat deed ik bij Djurre namelijk allebei niet, het grootste en sterkste paard dat we hebben. Ik had gelukkig wel nog de hersens om de Jambette met de zweep te vragen, maar dat was óók het zweepje dat ik altijd bij Lieve deed gebruiken (Chicka was er toen nog niet). Het kleine zweepje was dus perfect voor die Shetlanderpootjes, zorgde daar voor voldoende afstand. Bij Djurre bij lange na niet, iets wat ik niet wist. Djurre voelde zich echter bevoegd genoeg om die kennis met mij te delen.
Even ter extra informatie: ik stond vóór Djurre, en vroeg met een bijna pijnlijk gestrekte arm de Jambette. De punt van mijn ielige zweepje raakte nét zijn bovenbeen, dus ik had wel echt mijn best gedaan om zoveel mogelijk ruimte tussen ons te creëren. Djurre reageerde goed op mijn commando; hij sloeg zijn bovenbeen prachtig uit, heel hoog, en liet het been vervolgens zwaaiend naar voren komen. Ik was me net aan het bedenken wat voor een goede trainer ik wel niet was, dat ik zo’n oud paard als Djurre nog zo’n oefening had weten te leren, toen de consequenties van die oefening in spé me vól raakten.
Of beter gezegd; mijn knie. De klap was zo hard dat hij met die korte tik van zijn hoef de rolstoel een stukje achteruit duwde. Mijn knie heeft amper spieren – die gebruik ik nooit, dus die verschrompelen – en de knieschijf zit niet waar die eigenlijk hoort te zitten. Eigenlijk is het gewoon een rare driehoek van bot en vel; niets dat mogelijke klappen goed kan incasseren.
En dat was te zien; ik had nog dagenlang een kneuzing, die van blauwbaars naar groengeel, en uiteindelijk donkerbruin ging. Het deed pijn, maar dit was dan ook mijn eigen schuld. Djurre deed gewoon heel braaf wat er van hem gevraagd werd, en dat dat mis ging was mijn fout. Hem was niets te verwijten, en ik heb hem natuurlijk ook niet bestraft.
Djurre keek echter heel schuldig, waardoor ík me weer schuldig(er) ging voelen. Ik wou de Jambette echter wel nog positief afsluiten (voor ons allebei) en vroeg de oefening nog een keer, direct nadat mijn knie een geheel nieuw, eigen kleurenpalet had gekregen. Djurre weigerde hem echter nog te doen, aan zowel zijn linker- als rechtervoorbeen. Hij zette bij iedere poging een aarzelend stapje achteruit.
Als afsluiting vroeg ik toen maar een ander kunstje, en een beetje moedeloos ging ik richting huis. Toen ik de volgende dag echter weer de Jambette van hem vroeg, tilde hij inderdaad zijn been voor me op. Hij maakte weer die mooie, zwaaiende beweging – maar nu naar achteren. Ik was een beetje verbaasd maar beloonde hem wel; dit was veel veiliger. Hierdoor is bij Djurre het commando voor ‘voetje geven’ eigenlijk het commando dat je gebruikt voor ‘Jambette’; een aanraking op het bovenbeen.
Tegenwoordig vraag ik het vooral nog met de hand, niet met de zweep, omdat hij de oefening al zo lang en zo goed kent.
Djurre was dus blijkbaar zó geschrokken van de klap dat hij zelf met een beter initiatief kwam. Persoonlijk had ik Djurre nooit heel slim gevonden – wel heel lief, de definitie van een vriendelijke reus – maar nu kwam ik daar toch enigszins van terug. Zo zie je maar; je bent nooit te oud (of te jong) om te leren!
Hieronder staat een foto van Djurre terwijl hij veilig voetje geeft. Hij is hier wel al 21, niet meer de Griekse God die die ooit was. 🙂 Op de Instagram van AmraMori (@amra_mori) staat wél nog een foto uit een van zijn hoogtijdagen, dus neem daar zeker een kijkje!
Tot de volgende keer!